John Williams is een meester in de leegte
Twee jaar geleden was John Williams ‘hot and happening’ in literatuurland. Vreemd, want de beste man is in 1994 al overleden. Maar in Nederland verscheen in 2012 een hernieuwde uitgave van zijn roman Stoner. Een instant succes. Ook ik vind dat één van de betere boeken die ik de laatste jaren gelezen heb. Bijzonder, want uiteindelijk gaat het om een man die leeft in de marge. Niets wat hij doet is speciaal, hij legt zichzelf zonder tegensputteren neer bij een leven in de schaduw. Het boek is echter geweldig!
Nu is er een nieuwe hernieuwde uitgave van een werk van Williams, Butcher’s Crossing. Het boek is genoemd naar een kleine nederzetting in the middle of nowhere in Kansas. Will Andrews reist in 1873 af naar dit kleine dorp. Een jonge man, succesvol op Harvard en met een rooskleurige toekomst, is op zoek naar zichzelf. Hij wil de prairie op, de natuur en het weidse land ontdekken. En hopelijk vindt hij daar zijn plek, voelt hij zich thuis.
Dit gegeven heeft al overeenkomsten met Stoner: alweer een man die niet goed weet wat hij wil, wie hij is en wat hij kan. In beide boeken staat een zekere leegte centraal; de leegte in de mens en het niet weten wat je ermee aan moet. Met als verschil dat in Butcher’s Crossing Will actie onderneemt en op zoek gaat naar zijn geluk. Alhoewel hij bij voorbaat al niet zeker weet dit het nu écht is.
In het dorp vindt de jonge man een bizonjager met een droom. De ervaren jager vertelt over een geheime plaats in de bergen waar nog duizenden bizons grazen. Een makkelijke prooi, als ze daar heen gaan kunnen ze in één keer duizenden, misschien zelfs wel tienduizend bizonhuiden scoren. En bizonhuiden betekenen big money!
Wat volgt is een meesterlijk geschreven verslag van een tocht vol ontberingen en grommende mannen. Ze raken ingesneeuwd en moeten de winter zien te overleven in de bergen. En dan is het nog maar de vragen of ze na de winter de huiden meer krijgen naar Butcher’s Crossing.
In Stoner gebeurt niet zoveel, het speelt zich ook nagenoeg op een locatie af. In Butcher’s Crossing gebeurt meer en tijdens het lezen van het boek is het alsof je in een film stapt. Het is allemaal zo mooi beschreven dat je zelf de zadelpijn voelt, dorst krijgt als het water opraakt en zit te bibberen als de eerste sneeuwstorm woedt.
Wat minder goed pakt is de hoofdpersoon. Will Andrews is een man die niet weet wat hij wil en, mijn god, dat weet hij echt niet. Ondanks dat hij de hoofdrol speelt, lees je weinig over zijn motieven, jeugd of achtergrond. Hij lijkt alles maar lijdzaam te ondergaan zonder daar een specifiek gevoel of gedachte bij te hebben. Ik voel hierdoor geen connectie met hem. Ook de andere personages blijven vrij vlak.
Ondanks het gebrek aan diepte en daardoor de afstand tot de hoofdpersonages, is het een mooi sfeervol verhaal over het ruige leven in het wilde westen eind negentiende eeuw. Over hard werken, stoffige prairies en domme bizons. Het is heel beeldend geschreven en je reist mee achterop het paard van de hoofdpersonen.