Min of meer opmerkelijke gebeurtenissen uit het leven van een treuzelaar

Flauwe hap

Een paar boeken terug had ik een zeer positieve ervaring bij het inschatten van een boek puur op basis van de (mooie) kaft. Die gok nam ik opnieuw met dit boek: Min of meer opmerkelijke gebeurtenissen uit het leven van een treuzelaar. Ik bedoel: een boek met een luiaard op de kaft, is toch leuk?? Nou nee, niet dus.

Op zich klinkt de omschrijving van het boek ook leuk: het is een verzameling van dagelijkse gebeurtenissen die de schrijfster ziet of meemaakt. Gooi daar wat zelfspot, humor en bier in en de perfectie combinatie is gemaakt, zou je zeggen. Ik kon mezelf er in ieder geval in herkennen.

Helaas… De verhaaltjes, de stukjes, niet veel langer dan een gemiddelde facebookpost van mijzelf, vallen allemaal een beetje tegen. Het is gewoon niet grappig. Er zitten wel leuke elementen in, maar zodra ik dat denk, bloedt het tekstje alweer dood, of verzandt het in een non-observatie. Zo zonde. Want ik denk echt dat er meer in had gezeten. Alsof er net niet genoeg tijd aan is besteed.

De vrouw heeft humor, ze heeft zelfspot, ze ziet en denkt de interessante dingen. Maar de uitwerking vind ik heel erg flauw. Misschien is het gewoon niet mijn soort humor.

Elevation

Geinig verhaaltje

Ik houd van vliegveldboekenkopen. Dat werkwoord verzin ik ter plekke, maar ik ben er wel erg goed in. Ik vind het al moeilijk om met lege handen uit een gewone boekenhandel te lopen, op het vliegveld lukt het me al helemaal niet. Het zijn ook nooit echt winkel-winkels. Het zijn een soort van hoekjes weggemoffeld in wachtruimten, met snacks, flesjes drinken, tijdschriften en naar mij schreeuwende kleurige boekcovers. En die kan ik simpelweg niet weerstaan.

Ook nu weer, op Dublin Airport. Voor ik het weet sta ik te snuffelen in de boekenhoek en heb ik al drie titels in mijn handen. Het voordeel van alleen handbagage is, in mijn geval dan, dat er geen drie boeken meer bij passen. Plus: ondanks dat de boekenprijs in Ierland een stuk lager ligt dan in Nederland, laat ik nu eens niet overdrijven en mezelf in bedwang houden.

Long story short: het werden er twee in plaats van drie. En eentje daarvan was dit leuke boekje. Het was precies lang genoeg voor de vlucht Dublin-Amsterdam (inclusief de altijd irritant lange taxitijd op Schiphol). En ondanks dat ik geen korte-verhaalfan ben, vond ik deze erg vermakelijk. Laat story telling maar aan Stephen King over.

Hoe of wat is niet helemaal duidelijk, maar Scott Carey ervaart in dit verhaal de omgekeerde zwaartekracht. Ondanks dat zijn lichaamsomvang niet verandert, verliest hij elke dag gewicht. In het begin is dat nog leuk, want zo voelt hij zich een stuk fitter en kan makkelijker een stuk gaan rennen bijvoorbeeld. Maar het gewichtsverlies blijft doorgaan, totdat hij als een soort van Neil Armstrong op de maan bij elke stap meters omhoog en vooruitschiet.

Het blijft bijzonder hoe dat brein van Stephen King werkt: hoe komt hij hier nu weer op? Het is een beetje een gek verhaal, maar leuk om te lezen. Ondanks dat het fantasy is, weet King’s vertelstijl het toch realistisch te houden. Dat komt ook mede door de verhaallijnen van Scott’s buurvrouwen en de gepensioneerde huisarts die hem bijstaan.

Gelukkig voor mij bleef mijn elevation uit en landde ik veilig op Schiphol, terwijl Scott in mijn boek steeds vaker tegen zijn plafond aanvloog. Maar mijn leesplezier was zeker wel elevated tijdens het lezen van dit boekje.

Een vreselijk verhaal

Een vreselijk verhaal

‘Er bestaat niet zo iets als een writer’s block. Je moet gewoon schrijven’. Dat staat er letterlijk. In dit stomme boekje. Het lijkt zo simpel; alles lijkt heel simpel als je dit boekje lees. Het is de gebruiksaanwijzing van ‘The Writer’s Toolbox’. Een hebbeding dat ik een paar jaar geleden heb aangeschaft, maar wat me maar niet lukt om te gebruiken. En het zou zo makkelijk moeten zijn, zegt het boekje.

Ik denk niet dat ik een writer’s block heb, ik heb een writer’s blanco. Wil heel graag schrijven, zélf schrijven, over een onderwerp dat ik zélf uitkies. Maar dan blijft het vervolgens akelig stil op het inspiratiefront. Als in een western dartelen er alleen hooibalen over het witte scherm van Word, de cursor nijdig knipperend alsof deze me toeroept “Write, goddamnit! Write!”

In het kort: The Writer’s Toolbox is letterlijk een doos met daarin verschillende kaartjes, draaischijven en stokjes met zinnen. Zo kun je op drie verschillende manieren inspiratie vinden om een (kort) verhaal te schrijven. Zo gebruik je de stokjes bijvoorbeeld als ‘Eerste zin’, ‘Non Sequitur’ en ‘Laatste zin’. Die ‘Non Sequitur’ is Latijn voor een vervolg of reactie die helemaal niks met het voorgaande van doen heeft. Datzelfde zou je overigens ook voor de ‘Laatste Zin’ kunnen zeggen. Naast de stokjes heb je ook nog de ‘Sixth Sense Cards’ en vier draaischrijven voor ‘Hoofdpersonage’, ‘Doel’, ‘Obstakel’ en ‘Actie’. Oh en alles is in het Engels, om het nog wat ingewikkelder te maken.

Ik begin met de stokjes. Volgens het boekje begin je met de ‘Eerste zin’, dan schrijf je een minuut of zes, dan pak je de ‘Non Sequitur’ en na een tijdje pak je de ‘Laatste zin’ waarmee je naar het einde toeschrijft. De ‘Laatste zin’ hoeft dus niet persé de daadwerkelijke laatste zin te zijn, maar het helpt je naar het einde toe te werken. Ik krijg “My grandfather lied to my grandmoter. I guess it runs in the family”. Volgens het boekje moet ik nu lekker vrij gaan associeren en puur alleen hierop richten. Waarom liegt de opa tegen de oma, waarover, en waarom zou het dan een familieeigenschap kunnen zijn? Liegt de verteller ook wel eens, of misschien diens vader of moeder, kind van de opa?

Op zich kan ik dan wel aan de slag, ik begin lekker te tikken, zandlopertje aan, en los. Kan van alles verzinnen. Overspel is een beetje obvious en te makkelijk, net als het verzwijgen van schulden of een of andere verslaving. Aan de andere kant moet het niet al te gek zijn, anders wordt het moeilijk om erfelijk te kunnen zijn. Tenzij ik het allemaal niet te serieus aanpak. Nou goed, ben op weg, bedenk me een scenario waarbij opa net doet alsof hij krom staat van de artrose en op hun vijfitgjarige bruiloft dus niet kan dansen met zijn vrouw, maar dat hij dat stiekem aan het oefenen is op de dansschool van zijn kleindochter: de vertelster van dit verhaal. Leuk, vrolijk. Begin ook uit te weiden dat de beste man op zijn bruiloft ook al niet gedanst heeft, omdat hij twee linkervoeten heeft etc. Dus dit zou dan de eerste keer zijn dat hij met zijn vrouw goed danst. Wat mooi, wat lief, shit, zandloper is al lang leeg.

Tijd voor het volgende stokje. De ‘Non Sequitur’. Stomme term. Maar goed, benieuwd wat opa en kleindochter op hun dak krijgen. Ik draai het stokje om: “If you don’t take chances,” said the man in striped pajamas, “you might as well not be alive.” Waar haal ik in hemelsnaam een man in gestreepte pyjama vandaan? Of is opa de man in gestreepte pyjama? Maar waarom begint hij nu te bazelen over risico’s nemen, terwijl hij er nota bene vijftig jaar over gedaan heeft om eens wat simpele danspassen te leren?

Uiteindelijk kom ik er wel uit. Ik bedenk me dat oma een glijpartijtje heeft gehad, arm gebroken, zielig. Ligt in het ziekenhuis, moet nachtje blijven, komt in een zaal te liggen met naast haar een brokkenpiloot in een gestreepte pyjama, etc. Prachtig. En dan zie ik opa al knipogen naar kleindochter als die man dat zegt, want hun tweeën hebben natuurlijk een geheim en ja, ze nemen toch ook we een beetje een risico met dat leren van danspassen. Immers: opa is ook al 70 en niet al te vast meer op de been (want: artrose, weten we dat nog?) en er zit ook vast een bemoeizuchtige dochter tussen die overbezorgd is en het nonsens vindt dat haar vader bij haar dochter op danslessen gaat. Veel te gevaarlijk!

De zandloper is nu al drie keer rond gegaan. Ik ratel onverstoorbaar door op mijn toetsenbord en bedenk me dan dat ik naar de ‘Laatste zin’ moet. We gaan natuurlijk richting feest. Maar ja, hoe moet het nu, want opa is nog altijd een hork, oma zit met haar arm in een mitella en zenuwachtige dochter/moeder loopt inmiddels ook in de weg. Laatste zin: “The last time thew saw a movie.” De toetsen vallen stil. Ik staar naar het stokje. Dan naar het scherm. Zit al op drie pagina’s en moet nu ergens nog een ‘laatste keer dat ze een film gezien hebben’ ergens in verwerken.

En dan loop ik dus vast. Stokje één, stokje twee; prima. Is te doen. Al ben ik veel te breedsprakig (ha, kijk maar naar dit verhaal), langdradig, uitgebreid en helaas ook te clichématig. Ben opa, kleindochter, onhandige oma en irritante dochter/moeder nu al zat. Laat die mensen gewoon naar het feest gaan, gooi er wat drank in, vriendje van kleindochter zet een nummer van Ella Fitzgerald in en ach wat verrassend, opa gaat dansen met oma. Die mitella maakt niks uit, moeders/dochter staat met tranen in haar ogen, de handen ineengevouwen voor de borst, te kijken naar haar ouders en kleindochter staat wijsneuzerig aan de rand van de dansvloer terwijl ze haar duim naar opa opsteekt, die tijdens een feilloze draai een knipoog over de schouder van zijn vrouw geeft aan zijn kleindochter en het gebaar beantwoord met ook een duimpje omhoog.

The end.

Wat een vreselijk suf verhaal. Vreselijk. Dat wil niemand toch lezen?
En zo loop ik bij ieder stokje, iedere kaart en iedere draaischijf vast. ‘Helpt het dan om alle drie de stokjes van tevoren al te trekken, zodat je weet waar je naartoe moet schrijven?’. Nee. Helpt niks. Sterker nog, mijn inspiratie is bij voorbaat al weg als ik zie wat voor een vreselijke laatste zin ik krijg. Of wat voor stomzinnigs er op een kaartje staat. Wat in hemelsnaam moet ik ineens met een ‘Yesterday’s Wall Street Journal’!?

Schrijven. Schrijven is leuk. Dat doe ik graag. En lezen ook. Maar als ik iets schrijf wat ik niet wil lezen, dan kan ik beter ophouden voor ik begin. De stokjes, de draaischijven en de kaartjes gaan de doos weer in. De doos gaat onderin de la. Dit werkt niet voor mij. Helaas. Nu stel ik mezelf wel de beangstigende vraag: ligt het aan die toolbox… of aan mij?

De hoge bergen van Portugal

Verwarrend en teleurstellend

Veel wisselende emoties tijdens het lezen van dit boek. Soms saai en traag, dan weer doorratelend en veel te veel in korte tijd. En uiteindelijk blijf ik achter met een groot vraagteken. Want wat ik nu precies heb zitten lezen, weet ik net zo goed.

In De hoge bergen van Portugal worden drie verhalen verteld. Ze hebben één ding gemeen: ze spelen zich af in, hoe kan het ook anders, de hoge bergen van Portugal. Ondanks dat de drie verhalen zich in andere decennia afspelen, kruizen de verhalen elkaar uiteindelijk toch. Soms komt een voorwerp terug, dan weer een persoon. En in alle drie de verhalen komen de dood van een kind en een chimpansee terug.

In het eerste deel gaat Tomás op zoek naar een bijzondere crucifix. Hij gebruikt daarvoor een auto, toentertijd één van de eerste exemplaren in Portugal en dus onbekend op het platteland dat hij doorkruist. Dit verhaal heb ik vooral als erg saai ervaren. Halverwege het hoofdstuk besefte ik me dat het bij Yann Martel waarschijnlijk niet om de eindbestemming gaat, maar om de reis (denk maar aan Het leven van Pi, waar het grootste gedeelte van het verhaal het hoofdpersonage ook ‘op reis’ is). Aan het einde van het hoofdstuk versnelt het verhaal wat, waarna het in een anticlimax eindigt.

Een patholoog speelt de hoofdrol in het tweede hoofdstuk. De eerste helft van dit deel vond ik werkelijk om niet door heen te komen. Een ratelend betoog over de geheime boodschap in Agatha Christie’s detectives. En ook hier versnelt het verhaal aan het einde en wordt het vooral erg raar. Ik vond het uiteindelijk wél boeiend.

Deel drie is ook een beetje een gek verhaal waarin een weduwnaar besluit zijn leven in Canada op te zeggen, een chimpansee te kopen en ermee in Portugal gaat wonen. Het is het vermakelijkste verhaal van de drie en, waarschijnlijk omdat dit ook het laatste deel is, er vallen meer stukjes van de puzzel geschetst in de eerste twee verhalen, op hun plek.

Al met al blijf ik het een verwarrend boek vinden. Tijdens het eerste hoofdstuk was ik bang dat het uitlezen van dit boek een hele bevalling zou worden, dat viel gelukkig mee. Maar ik heb verder geen idee wat ik met de verhalen aan moet. Zijn er diepere lagen die ik gemist heb, is de symboliek aan mij voorbij gegaan? Eén groot vraagteken. En daardoor ook een beetje een teleurstelling.

Verboden gebied & Het Kielzog van de oorlog

Geen ontspannen literatuur over de Eerste Wereldoorlog

Het kielzog van de oorlogNog niet zo lang geleden heb ik een heerlijk lang weekend in Ieper vertoefd, in Zuid West Vlaanderen. Een stad vol met de geschiedenis van de Eerste Wereldoorlog. In het Flandres Fieldsmuseum kocht ik een trio van boekjes, samengebonden met een kartonnetje. Drie boekjes, niet al te dik, die geschreven zijn door ooggetuigen uit die tijd. Verboden gebied en Het kielzog van de oorlog zijn door zusters geschreven; zij vertellen over de gewonden die zij dagelijks moesten behandelen in het veldhospitaal net achter het front, dicht bij de gevechten.

De boekjes zijn voorzien van een voorwoord van Erwin Mortier, een schrijver waar ik persoonlijk fan van ben; hij heeft zo’n mooie schrijfstijl en woordkeuze. Hij heeft de vertaling van de boekjes op zich genomen en geeft in zijn voorwoord de nodige aanvulling en legt uit waaróm ze zo’n belangrijk tijdsbeeld geven van die verschrikkelijke jaren.

Verboden gebied van Mary Borden leest erg vlot. De zuster in kwestie is kalm, kritisch en vrij cynisch. Eigenlijk zijn de hoofdstukken allemaal korte verhaaltjes, steeds weer met een ander persoon (slachtoffer, familie van een soldaat, zuster) in de hoofdrol. Juist haar koele, afstandelijke manier van vertellen maakt het beeld dat ze schetst extra luguber. Er wordt niet opgekeken van een rondslingerende arm of been. Sommige slachtoffers moeten maar snel sterven, want ze maken de rest van de zaal onrustig. En wat is de waarde van leven nog voor sommige gewonden die wel overleven?

Het kielzog van de oorlog is wat bloemrijker beschreven. Achterin het boek is ook een hoofdstuk aan de poëzie gewijd die Ellen N. Motte ter plekke heeft geschreven. Door de bloemrijke taal en het doorzagen over bepaalde (in mijn ogen minder interessante) elementen, leest dit een stuk lastiger. Het vlot allemaal niet erg. De hoofdstukken zijn ook wat minder samenhangend.

Ik heb Kielzog van de oorlog direcht na Verboden gebied gelezen. Misschien is het het verschil in schrijfstijl waardoor ik een beetje afhaakte in het verhaal van Motte. Misschien zit er nu eenmaal een max aan de hoeveelheid ellende waar een mens geboeid over kan lezen, ik weet het niet. Ik ben blij dat ik beide boekjes gelezen heb, nummer drie ligt nog op de ‘te lezen-stapel’. Maar het is geen ontspannen literatuur.

The bookshop book

Bijzondere boekenwinkels uitgelicht

The bookshop bookHeb ik een favoriete boekenwinkel? Nee, eigenlijk niet. Ik kom graag in boekenwinkels en in Tilburg is dat Gianotten; groot, overzichtelijk en geweldig personeel. Maar Blz. in Goirle vind ik ook geweldig, een schijnbare warboel van stapels boeken en overvolle boekenkasten, een winkeltje ramvol met boeken! En Livius in Tilburg vind ik ook altijd intrigerend, al ben ik er al lang niet meer binnen geweest. Als een soort van gedistingeerd heertje, een winkel vol kennis en mysterie, met op de achtergrond heel zachtjes klassieke muziek.

In The bookshop book bespreekt Jen Campbell allerlei bijzondere boekenwinkels van over de hele wereld (al krijgen de winkels in Engeland en Amerika de meeste ruimte). Het zijn boekenwinkels in schuren, zolderruimtes en in caravans, allemaal volgestouwd met boeken, boeken en boeken. Er zitten een paar bijzondere verhalen tussen en ik merk dat ik glimlach tijdens het lezen over al die verschillende sfeervolle winkels en bovenal de eigenaardige mensen die de winkels runnen.

Met name de winkels in tweedehandsboeken komen veel voor in The bookshop book. Gek eigenlijk, maar daar heb ik nooit wat mee opgehad; tweedehandsboeken. Ik vind de winkeltjes er vaak geweldig uit zien (op Mallorca nog zo’n winkeltje binnengelopen, instortingsgevaar in elke gang waar de boeken gevaarlijk hellend uit de kasten staken), maar ik vind de boeken altijd een beetje… viezig. Muf, plakkerig, stinkend. Ik ga veel liever voor een nieuw boek: een strak bonk papier, zonder omgevouwen kaft of pagina’s, waar je zonder gevaar op overdraagbare ziektes je neus tussen de pagina’s kan steken en de geur van verse drukinkt kunt inhaleren.

Desalniettemin is The bookshop book een leuke verzameling verhalen over boekenliefhebbers en hun winkeltjes. Mocht ik ooit in mijn leven een eigen boekenwinkeltje willen beginnen, dan kan ik hier heel veel inspiratie uit halen!

In stukjes

Gezellige Tilburgse anekdotes

In stukjesDit boekje heeft niet zo veel om handen. Het zijn korte verhalen (zoals de titel al suggereert), soms grappig, soms heel persoonlijk. Het is leuk geschreven en je hebt het zo uit. En het grappige is dat je Marc-Marie’s stem in je hoofd de verhalen hoort vertellen. Ja, echt waar!

Ik woon in Tilburg en ondanks dat Tilburg zeker geen hoofdrol speelt in zijn verhaaltjes, voelt het lezen ervan toch dichtbij. Ik was dan ook apetrots dat ik mijn boekje kon laten signeren (al stolen twee huppeltantes achter mij mijn mojo; ik had weinig kans iets te zeggen tegen de man omdat hun al over mijn schouder tegen hem aan stonden te tetteren, grrr).

Verwacht geen hoogstaande literatuur of schokkende verhalen. Het zijn gewoon gezellige anekdotes van Marc-Marie. Ik hoop dat hij zo nog een paar boekjes publiceert, erg leuk om te lezen.

Ik was nooit in Isfahaan

Misschien moet ik gewoon geen verhalenbundels meer lezen…

Ik was nooit in IsfahaanFan van Tommy Wieringa, dus wil ik alle boeken. Dat besloot ik in de Boekenweek. Vandaar dat ik naast het Boekenweekgeschenk van de kale schrijver met nog twee titels van zijn hand uit de winkel liep. Ga niet naar zee heb ik een tijdje terug al besproken, nu is het de beurt aan de bundel Ik was nooit in Isfahaan. Een bundel vol korte verhalen over reizen en reisverslagen. Al dan niet verzonnen.

Ik ben dan wel fan, maar de weerstand die ik altijd halverwege een boek vol korte verhalen voel, kon ik nu ook niet negeren. Ik en korte verhalen zijn geen mix. Zelfs niet als ze door Wieringa zijn geschreven. Sowieso vond ik de ‘boeiend’-factor per verhaal sterk verschillen. Het ene moment bladerde ik lusteloos en zonder gevoel door een blabla-verhaal, het andere moment was het elke woord en iedere zin die me bij de keel greep. Het zal onder andere te maken hebben met de diverse onderwerpen (reizen), maar ook is er een verschil in intensiteit in de vertelstijl.

In dit boek zitten er zeker weer een paar Wieringapareltjes verborgen, maar mijn algehele gevoel toen ik het uit had, was ‘hèhè, klaar!’. Een niemendalletje die, behalve als een mooie fysieke  aanvulling op het plankje Wieringa in de boekenkast, niet lang blijft hangen.

Ga niet naar zee

Literaire liflafjes voor tussendoor

Ga niet naar zeeOndanks dat ik over het algemeen geen fan ben van verhalenbundels, heb ik kunnen genieten van Ga niet naar zee van Tommy Wieringa. Dat heeft er ook mee te maken dat ik dit boek direct na De dag na morgen las en Wieringa’s bloemrijke verhaalkunst als een verademing voelde na de ‘tien dooien voor een kwartje’-lectuur van Allan Folsom.

De bundel is een verzameling korte verhalen en columns over zijn leven thuis op het Twentse platteland, de rust van het klooster dat hij regelmatig bezoekt en de levendigheid van zijn rugbymaten. De verhalen blijven dicht bij Wieringa zelf, gaan over zijn eigen huis-, tuin- en keukenervaringen. Ook de licht- en schaduwzijde van het zijn van een schrijver komen aan bod en overpeinzingen over het leven die ermee gepaard gaan.

Een leuk detail is de voorstudie die langskomt over een oudere man die een jongere vriendin heeft. Het is een fragment, een idee dat Wieringa later heeft uitgewerkt tot het boekenweekgeschenk Een mooie jonge vrouw. Als laatste zin staat onder het korte verhaal: “Dit is een voorstudie. Al weet ik niet waarvoor.”

De verhalen zijn echt maar kort. Twee, hooguit drie pagina’s. Het zijn tussendoortjes, hapjes, tapas van literaire kunst van Wieringa. Door hun gebrek aan lengte zijn het bloemen in de dop die niet tot groei komen. Ze missen meer tijd om zich te ontwikkelen tot volle schoonheid. Toch zijn deze aanzetten, voorstudies, liflafjes als het ware, evengoed heerlijk om te lezen. Allemaal achter elkaar, zodat je juist gaat verlangen naar een complete roman van Wieringa. Of even tussendoor, om bij te komen van ander schrijfgeweld, je voorbereidend op de volgende lectuur die je onder je neus geschoven krijgt.

Kleine vogel, grote man

Marente de Moor – Kleine vogel, grote man: verzameling sombere columns

Kleine vogel grote man‘Ontlezing’- het onheilspellende o-woord waar heel boekenminnend Nederland overstuur van raakt. Om mensen en vooral jonge mensen op een prettige manier duidelijk te maken dat het lezen van literatuur heel aangenaam kan zijn en tegelijkertijd onze kijk op de wereld een beetje kan veranderen is een nieuwe reeks opgezet, de Literaire Juweeltjes Reeks.

Elke maand verschijnt een nieuw Literair Juweeltje, een goed toegankelijke tekst van een bekende schrijver in een mooi vormgegeven boekje. Kleine vogel, grote man is een verzameling columns van schrijfster Marente de Moor die eerder verschenen in Vrij Nederland.

Ik ben een sucker voor dit soort boekjes. Ze liggen op de toonbank van de Bruna, de Polare, of welke boekenwinkel ook en dringen zich met een grote rode sticker (“Maar €1,50!”) aan je op als je datgene wat je wel nodig hebt aan het afrekenen bent. Ohw, oké dan, doe die er ook maar bij.

Deze bundel met columns viel helaas een beetje tegen. Marente de Moor heeft een mooie tekenende schrijfstijl en ook haar nuchterheid bevalt me wel. Maar alle columns hebben voor mij een te sombere inslag. Niet heel erg uitgesproken verdrietig, maar de drukkende enigszins negatieve sfeer die (bijna) elke keer geschetst wordt, staat me gewoon tegen.

Zoals gezegd beviel de schrijfstijl me wel. Korte verhalen, columns, zijn ook niet mijn ding. Wellicht dat een echt boek van De Moor me meer zal bekoren.