Een vreselijk verhaal
‘Er bestaat niet zo iets als een writer’s block. Je moet gewoon schrijven’. Dat staat er letterlijk. In dit stomme boekje. Het lijkt zo simpel; alles lijkt heel simpel als je dit boekje lees. Het is de gebruiksaanwijzing van ‘The Writer’s Toolbox’. Een hebbeding dat ik een paar jaar geleden heb aangeschaft, maar wat me maar niet lukt om te gebruiken. En het zou zo makkelijk moeten zijn, zegt het boekje.
Ik denk niet dat ik een writer’s block heb, ik heb een writer’s blanco. Wil heel graag schrijven, zélf schrijven, over een onderwerp dat ik zélf uitkies. Maar dan blijft het vervolgens akelig stil op het inspiratiefront. Als in een western dartelen er alleen hooibalen over het witte scherm van Word, de cursor nijdig knipperend alsof deze me toeroept “Write, goddamnit! Write!”
In het kort: The Writer’s Toolbox is letterlijk een doos met daarin verschillende kaartjes, draaischijven en stokjes met zinnen. Zo kun je op drie verschillende manieren inspiratie vinden om een (kort) verhaal te schrijven. Zo gebruik je de stokjes bijvoorbeeld als ‘Eerste zin’, ‘Non Sequitur’ en ‘Laatste zin’. Die ‘Non Sequitur’ is Latijn voor een vervolg of reactie die helemaal niks met het voorgaande van doen heeft. Datzelfde zou je overigens ook voor de ‘Laatste Zin’ kunnen zeggen. Naast de stokjes heb je ook nog de ‘Sixth Sense Cards’ en vier draaischrijven voor ‘Hoofdpersonage’, ‘Doel’, ‘Obstakel’ en ‘Actie’. Oh en alles is in het Engels, om het nog wat ingewikkelder te maken.
Ik begin met de stokjes. Volgens het boekje begin je met de ‘Eerste zin’, dan schrijf je een minuut of zes, dan pak je de ‘Non Sequitur’ en na een tijdje pak je de ‘Laatste zin’ waarmee je naar het einde toeschrijft. De ‘Laatste zin’ hoeft dus niet persé de daadwerkelijke laatste zin te zijn, maar het helpt je naar het einde toe te werken. Ik krijg “My grandfather lied to my grandmoter. I guess it runs in the family”. Volgens het boekje moet ik nu lekker vrij gaan associeren en puur alleen hierop richten. Waarom liegt de opa tegen de oma, waarover, en waarom zou het dan een familieeigenschap kunnen zijn? Liegt de verteller ook wel eens, of misschien diens vader of moeder, kind van de opa?
Op zich kan ik dan wel aan de slag, ik begin lekker te tikken, zandlopertje aan, en los. Kan van alles verzinnen. Overspel is een beetje obvious en te makkelijk, net als het verzwijgen van schulden of een of andere verslaving. Aan de andere kant moet het niet al te gek zijn, anders wordt het moeilijk om erfelijk te kunnen zijn. Tenzij ik het allemaal niet te serieus aanpak. Nou goed, ben op weg, bedenk me een scenario waarbij opa net doet alsof hij krom staat van de artrose en op hun vijfitgjarige bruiloft dus niet kan dansen met zijn vrouw, maar dat hij dat stiekem aan het oefenen is op de dansschool van zijn kleindochter: de vertelster van dit verhaal. Leuk, vrolijk. Begin ook uit te weiden dat de beste man op zijn bruiloft ook al niet gedanst heeft, omdat hij twee linkervoeten heeft etc. Dus dit zou dan de eerste keer zijn dat hij met zijn vrouw goed danst. Wat mooi, wat lief, shit, zandloper is al lang leeg.
Tijd voor het volgende stokje. De ‘Non Sequitur’. Stomme term. Maar goed, benieuwd wat opa en kleindochter op hun dak krijgen. Ik draai het stokje om: “If you don’t take chances,” said the man in striped pajamas, “you might as well not be alive.” Waar haal ik in hemelsnaam een man in gestreepte pyjama vandaan? Of is opa de man in gestreepte pyjama? Maar waarom begint hij nu te bazelen over risico’s nemen, terwijl hij er nota bene vijftig jaar over gedaan heeft om eens wat simpele danspassen te leren?
Uiteindelijk kom ik er wel uit. Ik bedenk me dat oma een glijpartijtje heeft gehad, arm gebroken, zielig. Ligt in het ziekenhuis, moet nachtje blijven, komt in een zaal te liggen met naast haar een brokkenpiloot in een gestreepte pyjama, etc. Prachtig. En dan zie ik opa al knipogen naar kleindochter als die man dat zegt, want hun tweeën hebben natuurlijk een geheim en ja, ze nemen toch ook we een beetje een risico met dat leren van danspassen. Immers: opa is ook al 70 en niet al te vast meer op de been (want: artrose, weten we dat nog?) en er zit ook vast een bemoeizuchtige dochter tussen die overbezorgd is en het nonsens vindt dat haar vader bij haar dochter op danslessen gaat. Veel te gevaarlijk!
De zandloper is nu al drie keer rond gegaan. Ik ratel onverstoorbaar door op mijn toetsenbord en bedenk me dan dat ik naar de ‘Laatste zin’ moet. We gaan natuurlijk richting feest. Maar ja, hoe moet het nu, want opa is nog altijd een hork, oma zit met haar arm in een mitella en zenuwachtige dochter/moeder loopt inmiddels ook in de weg. Laatste zin: “The last time thew saw a movie.” De toetsen vallen stil. Ik staar naar het stokje. Dan naar het scherm. Zit al op drie pagina’s en moet nu ergens nog een ‘laatste keer dat ze een film gezien hebben’ ergens in verwerken.
En dan loop ik dus vast. Stokje één, stokje twee; prima. Is te doen. Al ben ik veel te breedsprakig (ha, kijk maar naar dit verhaal), langdradig, uitgebreid en helaas ook te clichématig. Ben opa, kleindochter, onhandige oma en irritante dochter/moeder nu al zat. Laat die mensen gewoon naar het feest gaan, gooi er wat drank in, vriendje van kleindochter zet een nummer van Ella Fitzgerald in en ach wat verrassend, opa gaat dansen met oma. Die mitella maakt niks uit, moeders/dochter staat met tranen in haar ogen, de handen ineengevouwen voor de borst, te kijken naar haar ouders en kleindochter staat wijsneuzerig aan de rand van de dansvloer terwijl ze haar duim naar opa opsteekt, die tijdens een feilloze draai een knipoog over de schouder van zijn vrouw geeft aan zijn kleindochter en het gebaar beantwoord met ook een duimpje omhoog.
The end.
Wat een vreselijk suf verhaal. Vreselijk. Dat wil niemand toch lezen?
En zo loop ik bij ieder stokje, iedere kaart en iedere draaischijf vast. ‘Helpt het dan om alle drie de stokjes van tevoren al te trekken, zodat je weet waar je naartoe moet schrijven?’. Nee. Helpt niks. Sterker nog, mijn inspiratie is bij voorbaat al weg als ik zie wat voor een vreselijke laatste zin ik krijg. Of wat voor stomzinnigs er op een kaartje staat. Wat in hemelsnaam moet ik ineens met een ‘Yesterday’s Wall Street Journal’!?
Schrijven. Schrijven is leuk. Dat doe ik graag. En lezen ook. Maar als ik iets schrijf wat ik niet wil lezen, dan kan ik beter ophouden voor ik begin. De stokjes, de draaischijven en de kaartjes gaan de doos weer in. De doos gaat onderin de la. Dit werkt niet voor mij. Helaas. Nu stel ik mezelf wel de beangstigende vraag: ligt het aan die toolbox… of aan mij?