Bernlef – De onzichtbare jongen: een mooi verhaal
Amsterdam, jaren vijftig. Max Veldman en Wouter van Bakel zitten samen op school. Ze zijn dertien en dromen over de toekomst. Max weet dingen waar de meeste jongens niets van begrijpen. Hij wil de onzichtbare wereld van de wind in kaart brengen. Zelf wil hij ook het liefst onzichtbaar worden. Wouter heeft totaal andere dromen. Hij wil harder lopen dan de wind, de honderd meter onder de elf seconden. Op de middelbare school verwatert de vriendschap. Als Wouter jaren later Max opnieuw ontmoet, leert hij door Max een andere, wonderbaarlijke werkelijkheid kennen. Maar de grote tragedie die het leven van Max heeft bepaald, komt pas aan het licht als Max werkelijk onzichtbaar is geworden.
Met zijn heldere, bijna laconieke toon voert Bernlef de lezer een wereld binnen die zich maar langzaam blootgeeft. De onzichtbare jongen is een roman vol mededogen over de bijzonder, hechte vriendschap tussen twee jongens en de dromen die ze najagen.
Zo staat het op de achterflap van het boek. Ik kan er niet veel aan toevoegen behalve dan dat het boek echt lekker vlot wegleest. Waar de hoofdpersonen in de eerste helft van het boek bijzonder interessant zijn, lijken ze in de tweede helft van het boek wel enigszins tegen te vallen. Max verdwijnt een tijd lang uit beeld en Wouter leeft, na het opgeven van zijn droom, een weinig interessant leven. Toch weet Bernlef de spanning weer even terug te vinden door de twee vrienden elkaar weer te laten ontmoeten op een wel heel vreemde plek: een psychiatrische instelling. Maar als die passage afgelopen is, lijkt het boek uit te gaan als een nachtkaarsje. Dat is jammer, maar niet al te bezwaarlijk. Het verhaal blijft mooi.